De aard van het kind
Invariant 1: Kind en volwassene zijn gelijk van aard.
Invariant 2: Groter zijn betekent niet noodzakelijk superieur zijn.
Invariant 3: Het gedrag van een kind op school toont de functie van zijn gestel, van zijn fysiologische en organische toestand.
De reacties van het kind
Invariant 4: Autoritaire bevelen wekken weerstand op. Niemand werkt graag op bevel.
Invariant 5: Niemand staat graag in het gelid.
Invariant 6: Niemand houdt ervan gedwongen te worden. Niet het werk maar het bevel wekt weerstand op.
Invariant 7: Zelf gekozen bezigheden geven meer voldoening (zelfs al zijn die taken soms moeilijker).
Invariant 8: Niemand werkt graag zonder te weten waartoe zijn inspanninge dient, zonder het te bereiken doel mede te kunnen beslissen.
Invariant 9: We moeten het werk motiveren.
Invariant 10: Geen schools gedreun meer.
Invariant 10 bis: Ieder mens wil slagen. De mislukking remt en breekt het enthousiasme.
Invariant 10 ter: Het werk, niet het spel is de natuurlijke bezigheid van het kind.
Opvoedende technieken
Invariant 11: Het experimenteel zoeken is de normale, natuurlijke en universele weg tot verwerving.
Invariant 12: Het geheugen heeft slechts waarde wanneer het het experimenteel zoeken dient en zo werkelijk in dienst staat van het leven.
Invariant 13: Regels en wetten moeten het resultaat zijn van ervaring, waarneming en onderzoek. Zoniet dan zijn het maar waardeloze formules.
Invariant 14: Intelligentie is geen gave die alleen op eigen kracht teert, onafhankelijk van de andere vitale elementen in het individu.
Invariant 15: De school cultiveert een abstracte vorm van intelligentie die zich - ver van de levende werkelijkheid - voedt met woorden en ideeën vastgelegd door het geheugen.
Invariant 16: Een kind luistert niet graag naar "ex cathedra"lessen.
Invariant 17: Van levend, functioneel werk wordt een kind niet moe.
Invariant 18: Niemand - kind noch volwassene - houdt van controle en sancties, die steeds kwetsen vooral wanneer ze publiekelijk gebeuren.
Invariant 19: Cijfers en klasseringen zijn fout.
Invariant 20: Praat zo weinig mogelijk.
Invariant 21: Kinderen houden niet van kuddewerk. Ze verkiezen individueel werk of groepswerk binnen een eigen werkgemeenschap.
Invariant 22: Orde en discipline zijn noodzakelijk in de klas.
Invariant 23: Straffen zijn altijd fout. Zij zijn vernederend voor iedereen en bereiken nooit het beoogde doel. Zij zijn hoogstens een noodoplossing.
Invariant 24: Het nieuwe schoolleven veronderstelt een schoolcoöperatieve d.w.z. het beheer door de "gebruikers" - de leerkracht inbegrepen - van het leven en het werk in de klas.
Invariant 25: Overbevolkte klassen zijn altijd pedagogisch fout.
Invariant 26: Grote schoolcomplexen leiden tot het anoniem naast elkaar leven van leerkrachten en leerlingen. Ze belemmeren de opvoeding en zijn dus fout.
Invariant 27: De democratie van morgen wordt voorbereid door de democratie op school. Een autoritair schoolregime kan geen democratische burgers vormen.
Invariant 28: Men kan slechts opvoeden in waardigheid. Dat de leerkrachten de leerlingen respecteren en de leerlingen eerbied hebben voor de leerkrachten is een van de eerste voorwaarden tot schoolvernieuwing.
Invariant 29: De pedagogische vernieuwing is een element van de maatschappijvernieuwing. De reactie ertegen is evenzeer een element van sociale en politieke reactie en is niet te vermijden.
Invariant 30: Om vooruit te komen moet men geloven in 't leven, in ieders toekomst.